Hoofdstuk 6 Biota - Fysisch-chemische parameters
6.1 Informatie over de metingen
Vanaf 2017 (?) meet RWS de prioritaire stoffen waarvoor een biotanorm is vastgesteld ook in biota. Het gaat om PBDE’s. HCB, PFOS, heptachloor + -epoxide, dioxines, fluorantheen, BaP, hexachloorbutadieen, Hg, dicofol en HBCDD. Er wordt gemonitord op 18 RWS-locaties in gehele vis (blankvoorn of bot) en wild gevangen mosselen, plus voor PAK’s in mosselvlees van 6 weken uitgehangen mosselen. Meer informatie is te vinden in Postma and Keijzers (2015) en Hoijtink, Vroege, and Schreuders (2021).
Dit hoofdstuk gaat over fysisch-chemische parameters in biota in de Westerschelde. Het gaat hierbij voornamelijk over schadelijke verontreinigingen, als indicator voor de verontreiniging in het ecosysteem. De metingen dragen bij aan verschillende beoordelingsprogramma’s. .
- Voor OSPAR worden gegevens naar het International Council for the Exploration of the Sea (ICES) gestuurd, waar het samen met alle andere metingen beschikbaar is als data of als assessments in de OSPAR Hazardous Substances Assessment Tool (OHAT).
- Voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) worden gegevens over heel Nederland (tot en met kustwater) verzameld voor beoordeling volgens KRW methodiek.
De fysisch-chemische parameters in biota worden geanalyseerd aan de hand van Bot (Platichthys flesus) en mosselen (Mytilus edulis). Bot wordt eens per jaar op een vaste locatie gevangen. In 2010 is de monitoring aangepast en worden mosselen één keer per jaar zowel uitgehangen als verzameld op twee respectievelijk drie verschillende locaties.
Figuur 6.1 toont de meetlocaties voor bot (blauw) en mosselen (rood). Bij mosselen wordt een onderscheid gemaakt tussen actieve monitoring (het uithangen van korven met mosselen voor een periode van zes weken; cirkel) en passieve monitoring, waarbij mosselen worden gezocht (driehoek).
Meer informatie over de monitoring in vis is te vinden op Waterinfo-Extra-verontreinigingen-en visziektes-in-bot en voor mosselen op Waterinfo-Extra-Schelpdieren.
De meetdata worden gepresenteerd door middel van jaarlijkse mediaan, en de 10- en 90-percentielen van gemeten waarden per jaar. Bij het berekenen van parameters over een bepaalde periode is de datadichtheid van belang. Een overzicht van het aantal metingen per parameter, per station, per jaar is daarom opgenomen in Bijlage B.6. Daarnaast is het van belang om te realiseren dat station Middelgat, Brouwersplaat, Molenplaat een deelgebied is. Dat betekent dat data in een groter deelgebied wordt ingewonnen. Net als in eerdere Eerstelijnsrapportages (vanaf 2015) is er geen TEQ (Toxic Equivalent) bepaald (in tegenstelling tot voorgaande Eerstelijnsrapportages), aangezien dit niet leidt tot andere patronen dan wanneer de gemeten data wordt gepresenteerd.
Voor het visziektenonderzoek wordt in de periode augustus/september in de Westerschelde (locatie Middelgat, Brouwersplaat, Molenplaat) een bemonstering van bot uitgevoerd. Hierbij worden een tot drie vistrekken gedaan, waarbij maximaal 250 vissen per trek worden gevangen. Voor het chemisch onderzoek worden uit deze set verschillende lengteklassen bemonsterd (zie voor overzicht tabel 6.1) .
class | n | in analyse |
---|---|---|
Lengte > 199 mm en Lengte < 226 mm | 434 | ja |
Lengte > 199 mm en Lengte < 250 mm | 223 | ja |
Lengte > 199 mm en Lengte < 351 mm | 627 | ja |
Lengte > 225 mm - Lengte < 251 mm | 1 | ja |
Lengte > 225 mm en Lengte < 251 mm | 437 | ja |
Lengte > 249 mm en Lengte < 300 mm | 191 | nee |
Lengte > 250 mm en Lengte < 281 mm | 425 | nee |
Lengte > 250 mm en Lengte < 300 mm | 51 | nee |
Lengte > 280 mm en Lengte < 316 mm | 424 | nee |
Lengte > 299 mm | 187 | nee |
Lengte > 300 mm | 12 | nee |
Lengte > 315 mm en Lengte < 351 mm | 303 | nee |
NA | 5 | nee |
De Eerstelijnsrapportage beperkt zich tot de klassen aangegeven in de tabel 6.1. Uit deze klasse worden 20 mannelijke vissen genomen en gepoold tot 10 submonsters van twee vissen. Vijf submonsters worden gebruikt voor de analyse van metalen en vijf voor organische microverontreinigingen. Deze analyses worden, afhankelijk van de soort analyse, uitgevoerd in spierweefsel, leverweefsel of galvloeistof.
Per meetlocatie van actieve monitoring (Vlissingen boei SSVH en Hansweert boei OHMG, zie rode markers in Figuur 6.1) zijn 2x 50 stuks levende en verwaterde mosselen nodig. Deze meting werd twee keer per jaar uitgevoerd. Tot 2006 in de maanden maart en november, daarna in januari en september/oktober. Sinds 2010 wordt nog maar één keer per jaar gemeten, in oktober. De passieve monitoring vond altijd al maar één keer per jaar plaats. Voor passieve monitoring worden mosselen gezocht op de Hooge Platen (tot en met 2013), bij Hoedekenskerke boei 4 (tot en met 2013) en bij Knuitershoek (sinds 2011), zie blauwe markers in Figuur 6.1. De monsterneming vindt plaats in het najaar en per keer moeten minimaal vijf mosselen per locatie worden verzameld. Bij afwezigheid van mosselen kunnen ook kokkels (Cerastoderma edule) of Japanse Oesters (Crassostrea gigas) worden gebruikt.
De volgende parameters worden gerapporteerd:
-
Metalen (actieve en passieve monitoring)
- Arseen
- Cadmium
- Chroom
- Koper
- Kwik
- Lood
- Nikkel
- Zink
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK’s): som van Borneff (actieve monitoring)
Polychloorbifenylen (PCB’s). Passieve monitoring voor Knuitershoek en actieve monitoring voor alle overige stations. Som van de gemeten waarden, zowel in droog als natgewicht.
Polybroomdifenylethers (PBDE’s). Passieve monitoring voor alleen Knuitershoek.
Organotinverbindingen. Alleen passieve monitoring voor Knuitershoek. Voor overige stations actieve monitoring. Som van de gemeten waarden omgerekend naar drooggewicht.
Organochloorbestrijdingsmiddelen: zowel hexachloorbenzeen (HCB) als hexachloorbutadieen (HxClbtDen) omgerekend naar drooggewicht.
De mosselen die worden verzameld bij Knuitershoek worden op meer verschillende parameters geanalyseerd dan de monsters van andere locaties. Hierdoor zijn sommige parameters alleen voor Knuitershoek beschikbaar. In principe worden de gemeten parameters weergegeven in hoeveelheid t.o.v. het drooggewicht. Indien de parameter in de data is aangeleverd in natgewicht (passieve monitoring) wordt deze omgerekend naar drooggewicht. Hierbij is eerst de betreffende parameter omgerekend aan de hand van de gemiddelde hoeveelheid vocht in de monsters in dezelfde week en daarna gemiddeld.
6.2 Bot
De gemeten bot data wordt hier uitgesplitst in metalen, polychloorbifenylen (PCB’s), polybroomdifenylethers (PBDE’s) en organochloorbestrijdingsmiddelen. Over het algemeen is de indruk dat het gehalte organische verontreinigingen de laatste jaren is afgenomen. Let op dat het slechts beperkt mogelijk is om de gemeten bot data statistisch te analyseren op basis van het gemiddelde, omdat de verdelingen erg scheef kunnen liggen ten opzichte van het gemiddelde.
6.2.1 Metalen
De metalen in bot worden sinds 1996 ingemeten en zijn weergegeven in Figuur 6.2 als natgewicht. Lood neemt significant af over de jaren. Cadmium, Koper, kwik en zink in bot nemen significant toe in de tijd. Cadmium en kwik worden langer gemeten dan de andere metalen.
6.2.2 Polychloorbifenylen (PCB’s)
De polychloorbifenylen (PCB’s) zijn gemeten in de lever van bot. Figuur 6.4 toont de sommatie van de PCB’s die in de periode 1996-2022 zijn gemeten.
Het betreft de volgende PCB’s (in ug/kg Natgewicht (Lever) in Organisme (biota)):
- ‘2,2’,3,3’,4,4’,5,5’,6-nonachloorbifenyl
- ‘2,2’,3,3’,4,4’,5,5’-octachloorbifenyl
- ‘2,2’,3,3’,4,4’-hexachloorbifenyl
- ‘2,2’,3,3’,5,5’,6,6’-octachloorbifenyl
- ‘2,2’,3,4’,5’,6-hexachloorbifenyl
- ‘2,2’,3,4’,5,5’,6-heptachloorbifenyl
- ‘2,2’,3,4,4’,5,5’-heptachloorbifenyl
- ‘2,2’,3,4,4’,5-hexachloorbifenyl
- ‘2,2’,3,4,4’-pentachloorbifenyl
- ‘2,2’,3,4,5’-pentachloorbifenyl
- ‘2,2’,3,4,5,5’-hexachloorbifenyl
- ‘2,2’,3,5,5’,6-hexachloorbifenyl
- ‘2,2’,4,4’,5,5’’-hexachloorbifenyl
- ‘2,2’,4,4’-tetrachloorbifenyl
- ‘2,2’,4,5’-tetrachloorbifenyl
- ‘2,2’,4,5,5’-pentachloorbifenyl
- ‘2,2’,5,5’-tetrachloorbifenyl
- ‘2,3’,4,4’,5-pentachloorbifenyl
- ‘2,3,3’,4’,6-pentachloorbifenyl
- ‘2,3,3’,4’-tetrachloorbifenyl
- ‘2,3,3’,4,4’,5-hexachloorbifenyl
- ‘2,3,3’,4,4’-pentachloorbifenyl
- ‘2,4’,5-trichloorbifenyl
- ‘2,4,4’-trichloorbifenyl
- Som PCB138 en PCB163
Voor de PCB’s is het lastig om een uitspraak te doen over een trend, aangezien de grafiek grote flucaties over de tijd laat zien. In 2007 en 2010 waren de gesommeerde waardes bijvoorbeeld relatief hoog. De PCB met het grootste aandeel in de gesommeerde waarde is ‘2,2’‘,4,4’‘,5,5’’-hexachloorbifenyl met een jaarlijkgemiddelde waarde van 1000 \(\mu\)g/kg. De gemiddelde, minimale en maximale jaarlijks gesommeerde waardes voor PCB’s zijn te vinden in Tabel 6.3.
Voor onder andere de OSPAR beoordelingen worden gehaltes aan hydrofobe stoffen als PCB in vis uitgedrukt in mg/g vet. Het vetgehalte varieert echter sterk per jaar (tabel 6.2 en figuur 6.3). Daarom wordt voor het berekenen van de gehaltes per vet de gemeten waarde in natgewicht per kg vis gedeeld door het vetgehalte gemeten in hetzelfde jaar.
year | parametername | mean |
---|---|---|
1998 | Vet in g/kg (lever) in organisme (biota) | 61.9 |
1999 | Vet in g/kg (lever) in organisme (biota) | 82.7 |
2000 | Vet in g/kg (lever) in organisme (biota) | 103.0 |
2001 | Vet in g/kg (lever) in organisme (biota) | 157.0 |
2002 | Vet in g/kg (lever) in organisme (biota) | 83.4 |
2003 | Vet in g/kg (lever) in organisme (biota) | 141.0 |
2004 | Vet in g/kg (lever) in organisme (biota) | 178.0 |
2005 | Vet in g/kg (lever) in organisme (biota) | 110.0 |
2006 | Vet in g/kg (lever) in organisme (biota) | 184.0 |
2007 | Vet in g/kg (lever) in organisme (biota) | 205.0 |
2008 | Vet in g/kg (lever) in organisme (biota) | 122.0 |
2009 | Vet in g/kg natgewicht (lever) in organisme (biota) | 136.0 |
2010 | Vet in g/kg natgewicht (lever) in organisme (biota) | 132.0 |
2011 | Vet in g/kg natgewicht (lever) in organisme (biota) | 169.0 |
2012 | Vet in g/kg natgewicht (lever) in organisme (biota) | 133.0 |
2013 | Vet in g/kg natgewicht (lever) in organisme (biota) | 159.0 |
2014 | Vet in g/kg natgewicht (lever) in organisme (biota) | 181.0 |
2015 | Vet in g/kg natgewicht (lever) in organisme (biota) | 186.0 |
2016 | Vet in g/kg natgewicht (lever) in organisme (biota) | 157.0 |
2017 | Vet in g/kg natgewicht (lever) in organisme (biota) | 156.0 |
2018 | Vet in g/kg natgewicht (lever) in organisme (biota) | 190.0 |
2019 | Vet in g/kg natgewicht (lever) in organisme (biota) | 221.0 |
2020 | Vet in g/kg natgewicht (lever) in organisme (biota) | 23.0 |
2021 | Vet in g/kg natgewicht (lever) in organisme (biota) | 226.0 |
2022 | Vet in g/kg natgewicht (lever) in organisme (biota) | 237.0 |
Station | Mediaan | 90-perc | 10-perc | Trend | p |
---|---|---|---|---|---|
Middelgat, Brouwersplaat, Molenplaat (deelgebied) | 630 | 1630 | 398 | -32.1 | 0 |
6.2.3 Polybroomdifenylethers (PBDE’s)
De polybroomdifenylethers (PBDE’s) zijn gemeten in de lever van bot. De volgende PBDE’s zijn gesommeerd in Figuur 6.5 (in ug/kg Natgewicht (Lever) in Organisme (biota)):
- 2,2’,4,4’,5,5’-hexabroomdifenylether
- 2,2’,4,4’,5-pentabroomdifenylether
- 2,2’,4,4’,6-pentabroomdifenylether
- 2,2’,4,4’-tetrabroomdifenylether
Omdat er maar enkele datapunten zijn, kan er moeilijk een harde uitspraak worden gedaan over de hoeveelheden PBDE’s in bot. Ten opzichte van 2010 treedt een significante daling op van 0.03 \(\mu\)g/kg per jaar. Dit lijkt sterk samen te hangen met de incidentele (?) hoge waarde van 2000. Wanneer dit jaar niet meegenomen wordt in de analyse is er geen significante afname te zien (waarden niet in rapport opgenomen). De gemiddelde, minimale en maximale jaarlijks gesommeerde waardes voor PBDE’s zijn te vinden in Tabel 6.4.
Station | Mediaan | 90-perc | 10-perc | Trend | p |
---|---|---|---|---|---|
Middelgat, Brouwersplaat, Molenplaat (deelgebied) | 0.33 | 0.508 | 0.134 | -0.027 | 0.012 |
6.2.4 Organochloorbestrijdingsmiddelen
Figuur 6.6 en Tabel 6.5 laat de gesommeerde waardes voor hexachloorbenzeen en hexachloorbutadieen (als sumHCB) in bot bij Middelgat, Brouwersplaat, Molenplaat in de Westerschelde zien.
De mediane hoeveelheden somHCB in bot is 0.9 met uitschieters tot ongeveer 7 \(\mu\)g/kg. In 2022 was de mediane concentratie ongeveer 0.5 \(\mu\)g/kg. In 2012 is er een hoge mediaanwaarde van 3 \(\mu\)g/kg gemeten, maar in de daaropvolgende jaren is deze waarde weer afgenomen. Vanaf 2016 is een lichte verdere daling waargenomen, wat ervoor zorgt dat de hoeveelheid hexachloorbenzenen stabiliseert rond de 0.5 \(\mu\)g/kg.
Parameter | Mediaan | 90-perc | 10-perc | Trend | p |
---|---|---|---|---|---|
sumHCB in ug/g vet | 0.87 | 2.64 | 0.06 | -0.122 | 0 |
6.3 Mosselen
Voor de analyse van verontreinigingen in mossel is bij de actieve monitoring (uithangen op locaties Hansweert boei OHMG en Vlissingen boei SSVH) steeds een gehalte in drooggewicht gegeven. Bij de passieve monitoring (Hoedekenskerke boei 4, Hooge Platen, Knuitershoek) wordt het gehalte in natgewicht omgerekend naar drooggewicht. Van de Hooge Platen zijn minder gegevens beschikbaar dan van de andere stations. Locatie Knuitershoek is pas sinds 2011 opgenomen in de monitoring.
Bij veel stations is er slechts beperkt data beschikbaar (een meetpunt per jaar) waardoor de gemiddelde, minimum en maximale waarde van het desbetreffende jaar allemaal dezelfde waarde hebben. Tot en met 2013 wordt voor het merendeel van de stations het merendeel van de parameters ingemeten. In de jaren daarna (2014 en 2015) worden niet alle, in deze Eerstelijnsrappotage gepresenteerde, parameters meer overal ingemeten. Andere parameters, bijvoorbeeld Cesium 134, worden overal nog wel bepaald. Voor station Knuitershoek worden alle parameters gepresteerd in deze Eerstelijnsrapportage vanaf 2011 weergegeven. Dit is dus niet het geval voor andere stations.
6.3.1 Metalen
6.3.1.1 Arseen
De gehalten arseen (zie Figuur 6.7) schommelen rond de 10 tot 15 mg/kg (zie Tabel 6.7). In de metingen in drooggewicht, bij Vlissingen boei SSVH, neemt de hoeveelheid arseen enigszins (maar niet significant) af. Bij de metingen in natgewicht (omgerekend naar drooggewicht; Hoedekenskerke boei 4, Hooge Platen en Knuitershoek) nemen de arseengehaltes toe. Deze toename is significant bij de passief bemonsterde locaties Hoedekenskerke en Knuitershoek waar de hoeveelheid arseen met respectievelijk 0.15 en 0.82 \(\mu\)g/kg per jaar toeneemt.
stationname | bemonstering | mean_vocht | min_vocht | max_vocht | n |
---|---|---|---|---|---|
Knuitershoek | passief | 87.8 | 86.4 | 88.6 | 4 |
Hooge Platen | passief | 79.3 | 79.3 | 79.3 | 1 |
Hoedekenskerke boei 4 | passief | 87.0 | 82.3 | 93.4 | 52 |
Station | Mediaan | 90-perc | 10-perc | Trend | p |
---|---|---|---|---|---|
Hansweert boei OHMG _A | 11.20 | 12.8 | 9.42 | 0.000 | 0.529 |
Hoedekenskerke boei 4 _P | 8.38 | 11.6 | 6.74 | 0.151 | 0.003 |
Hooge Platen _P | 9.13 | 10.4 | 7.85 | 0.113 | 0.313 |
Knuitershoek _P | 13.50 | 16.4 | 7.91 | 0.820 | 0.005 |
Vlissingen boei SSVH _A | 11.50 | 14.4 | 9.62 | -0.174 | 0.109 |
6.3.1.2 Cadmium
Bij cadmium (zie Figuur 6.8) zit er een groot verschil in de waarden die via actieve versus passieve bemonstering verworven zijn, zoals te zien is in Tabel 6.8. Bij actieve monitoring hangen korven met mosselen in het water, terwijl bij passieve monitoring mosselen in contact staan met de bodem. Accumulatie van cadmium in de bodem kan op deze manier ook tot hogere cadmiumgehalten in mosselen leiden. Bij de actief bemonsterde locaties Hansweert boei OHMG en Vlissingen boei SSVH neemt cadmium significant toe. Verder is er een grote variatie tussen de verschillende meetstations en jaren te zien. Station Knuitershoek laat een flinke stijging van de hoeveelheid cadmium zien tot 2017, waarna weer een daling is opgetreden. Over de hele periode is er geen significante trend.
Station | Mediaan | 90-perc | 10-perc | Trend | p |
---|---|---|---|---|---|
Hansweert boei OHMG _A | 1.20 | 1.750 | 0.578 | 0.053 | 0.001 |
Hoedekenskerke boei 4 _P | 7.58 | 9.230 | 5.840 | -0.059 | 0.135 |
Hooge Platen _P | 1.22 | 1.380 | 1.040 | -0.097 | 0.139 |
Knuitershoek _P | 8.28 | 11.100 | 6.680 | -0.063 | 0.415 |
Vlissingen boei SSVH _A | 0.50 | 0.654 | 0.402 | 0.006 | 0.001 |
6.3.1.3 Chroom
De gehalten chroom (zie Figuur 6.11) in mosselen in drooggewicht variëren gemiddeld tussen en 2 en 4 mg/kg (zie Tabel 6.9). Bij station Hansweert boei OHMG en Hoedenkerke boei 4 zijn uitschieters richting de 10 mg/kg en hoger gemeten (in verschillende jaren). Alle stations behalve Hansweert laten een significante afname zien van de concentratie chroom van tussen 0.1 en 0.25 mg/kg/jaar.
Station | Mediaan | 90-perc | 10-perc | Trend | p |
---|---|---|---|---|---|
Hansweert boei OHMG _A | 2.50 | 3.88 | 1.46 | -0.054 | 0.140 |
Hoedekenskerke boei 4 _P | 4.31 | 7.05 | 2.36 | -0.247 | 0.001 |
Hooge Platen _P | 1.27 | 1.64 | 1.01 | -0.152 | 0.035 |
Knuitershoek _P | 3.36 | 5.16 | 2.13 | -0.174 | 0.001 |
Vlissingen boei SSVH _A | 3.00 | 4.24 | 1.47 | -0.118 | 0.008 |
6.3.1.4 Koper
Het mediaangehalte koper in mossel (zie Figuur 6.12) varieert van 9-13 mg/kg (zie Tabel 6.10). Bij Hansweert en Vlissingen (actief bemonsterd) neemt het kopergehalte significant af. Bij Knuitershoek (passief bemonsterd) neemt koper juist significant toe.
Station | Mediaan | 90-perc | 10-perc | Trend | p |
---|---|---|---|---|---|
Hansweert boei OHMG _A | 9.92 | 13.40 | 8.98 | -0.147 | 0.001 |
Hoedekenskerke boei 4 _P | 10.80 | 13.80 | 8.23 | 0.055 | 0.167 |
Hooge Platen _P | 7.49 | 8.21 | 6.52 | -0.224 | 0.058 |
Knuitershoek _P | 13.40 | 16.80 | 10.20 | 0.410 | 0.001 |
Vlissingen boei SSVH _A | 8.40 | 11.40 | 7.23 | -0.101 | 0.001 |
6.3.1.5 Kwik
Gemiddeld zit er ongeveer 0,2 mg/kg kwik in het drooggewicht van mosselen in de Westerschelde (zie Figuur 6.15 en Tabel 6.11). Er zijn geen duidelijke trends te herkennen op de meeste stations. Alleen bij station Knuitershoek wordt een significante afname in kwik in mosselen over de gehele meetperiode periode.
Station | Mediaan | 90-perc | 10-perc | Trend | p |
---|---|---|---|---|---|
Hansweert boei OHMG _A | 0.200 | 0.258 | 0.152 | 0.002 | 0.490 |
Hoedekenskerke boei 4 _P | 0.246 | 0.300 | 0.209 | -0.003 | 0.073 |
Hooge Platen _P | 0.126 | 0.174 | 0.101 | -0.001 | 0.181 |
Knuitershoek _P | 0.221 | 0.325 | 0.159 | -0.014 | 0.003 |
Vlissingen boei SSVH _A | 0.191 | 0.264 | 0.136 | -0.002 | 0.046 |
6.3.1.6 Lood
Er zit zo’n 2 tot 5 mg/kg lood in het drooggewicht van mosselen in de Westerschelde (zie Tabel 6.12). Op alle locaties is er over de meetperiode een significante daling van het kwikgehalte van 0.1 tot 0.24 mg/kg per jaar. Bij Hansweert boei OHMG en Vlissingen boei SSVH is de detectiegrens van 2 mg/kg inmiddels bereikt, zie Figuur 6.16.
Station | Mediaan | 90-perc | 10-perc | Trend | p |
---|---|---|---|---|---|
Hansweert boei OHMG _A | 3.00 | 4.40 | 1.90 | -0.116 | 0.002 |
Hoedekenskerke boei 4 _P | 5.31 | 7.00 | 3.65 | -0.238 | 0.000 |
Hooge Platen _P | 1.86 | 2.31 | 1.47 | -0.145 | 0.035 |
Knuitershoek _P | 4.22 | 5.22 | 2.15 | -0.202 | 0.001 |
Vlissingen boei SSVH _A | 2.80 | 4.44 | 1.30 | -0.150 | 0.000 |
6.3.1.7 Nikkel
De gehalten nikkel (zie Figuur 6.19) schommelen tussen de 2 tot 5 mg/kg (zie Tabel 6.13). Alle stations laten een significante afname zien van het mediane gehalte nikkel. Het station Knuitershoek liet tot 2015 nog een stijgend gehalte voor nikkel zien, maar neemt over de gehele periode af.
Station | Mediaan | 90-perc | 10-perc | Trend | p |
---|---|---|---|---|---|
Hansweert boei OHMG _A | 3.30 | 4.58 | 2.39 | -0.112 | 0.000 |
Hoedekenskerke boei 4 _P | 5.08 | 6.69 | 3.59 | -0.176 | 0.001 |
Hooge Platen _P | 2.22 | 2.80 | 1.69 | -0.211 | 0.035 |
Knuitershoek _P | 4.63 | 6.35 | 3.65 | -0.171 | 0.002 |
Vlissingen boei SSVH _A | 2.20 | 3.88 | 1.59 | -0.116 | 0.000 |
6.3.1.8 Zink
De gehalten zink nemen bij alle stations behalve Hansweert significant af over de tijd (zie Tabel 6.14). Bij Hoedekenskerke boei 4 en Knuitershoek zijn de gehaltes van zink het hoogst (zie Tabel 6.14) en bij Hoedekenskerke boei 4 zitten er ook wat uitschieters in de dataset (Figuur 6.20).
Station | Mediaan | 90-perc | 10-perc | Trend | p |
---|---|---|---|---|---|
Hansweert boei OHMG _A | 110 | 144.0 | 89.8 | -0.307 | 0.393 |
Hoedekenskerke boei 4 _P | 238 | 346.0 | 169.0 | -10.900 | 0.000 |
Hooge Platen _P | 70 | 80.9 | 65.2 | -2.820 | 0.058 |
Knuitershoek _P | 205 | 238.0 | 154.0 | -2.820 | 0.002 |
Vlissingen boei SSVH _A | 92 | 120.0 | 74.0 | -1.900 | 0.000 |
6.3.2 Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK’s)
Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK’s) behoren tot een groep van enkele honderden organische stoffen die zijn opgebouwd uit twee of meer benzeenringen. Het zijn hydrofobe, (veelal) vaste stoffen, waarbij afhankelijk van de toename in het molecuulgewicht (aantal benzeenringen) onderscheid gemaakt wordt tussen een beperkt aantal “vluchtige” (bijvoorbeeld naftaleen) en de overige grote meerderheid van “niet-vluchtige” PAK’s (bijvoorbeeld benzo(a)pyreen).
Naast de verschillen in fysisch-chemische eigenschappen zijn er onderling grote verschillen in risico’s voor mensen en ecosystemen. Voor het vaststellen van risico’s worden daarom veelal één of meerdere PAK’s geselecteerd als gidsstoffen voor de blootstelling aan PAK-mengsels. Hier is som van de concentraties van 6 PAK’s (“de 6 van Borneff”) gebruikt om de trends in ruimte en tijd te bekijken. De 6 PAK’s van Borneff zijn: benzo[a]pyreen, benzo[b]fluorantheen, benzo[g,h,i]peryleen, benzo[k]fluorantheen, fluorantheen, indeno[1,2,3-c,d]pyreen.
Tussen 1995-2008 werden monsters bij Hoedenskerke boei 4 geanalyeerd op PAK. Sinds 2011 wordt dit gedaan bij Knuitershoek. Figuur 6.23 toont de gemeten gehalten van PAK’s in mosselen (6 van Borneff) bij beide stations. De fluctatie over tijd is groot en de gemiddelde waarde bij Hoedekenskerke verschilt niet significant met die bij Knuitershoek, zie Tabel 6.15. De hoeveelheid PAK’s in mosselen namen af bij Hoedenskerke boei 4, maar lijken bij Knuitershoek sinds 2014 toe te nemen. De tijdreeks is echter nog te kort om harde uitspraken te doen over trends bij Knuitershoek.
locatie | Parameter | Mediaan | 90-perc | 10-perc | Trend | p |
---|---|---|---|---|---|---|
Knuitershoek _P | Benzo(b)fluorantheen in ug/kg drooggewicht (vlees) in organisme (biota) | 65.0 | 94.0 | 40.0 | -1.60 | 0.110 |
Knuitershoek _P | Benzo(k)fluorantheen in ug/kg drooggewicht (vlees) in organisme (biota) | 22.0 | 33.0 | 11.0 | -0.61 | 0.020 |
Knuitershoek _P | Fluorantheen in ug/kg drooggewicht (vlees) in organisme (biota) | 81.0 | 240.0 | 48.0 | 2.70 | 0.003 |
Hoedekenskerke boei 4 _P | Benzo(b)fluorantheen in ug/kg drooggewicht (vlees) in organisme (biota) | 75.0 | 110.0 | 57.0 | -1.00 | 0.039 |
Hoedekenskerke boei 4 _P | Benzo(k)fluorantheen in ug/kg drooggewicht (vlees) in organisme (biota) | 21.0 | 71.0 | 10.0 | -1.20 | 0.570 |
Hoedekenskerke boei 4 _P | Fluorantheen in ug/kg drooggewicht (vlees) in organisme (biota) | 82.0 | 120.0 | 50.0 | 2.40 | 0.004 |
Hansweert boei OHMG _A | Benzo(b)fluorantheen in ug/kg drooggewicht (vlees) in organisme (biota) | 54.0 | 60.0 | 46.0 | -3.20 | 0.250 |
Hansweert boei OHMG _A | Benzo(b)fluorantheen in ug/kg natgewicht (vlees) in organisme (biota) | 6.8 | 8.1 | 5.5 | -1.10 | 0.350 |
Hansweert boei OHMG _A | Benzo(k)fluorantheen in ug/kg drooggewicht (vlees) in organisme (biota) | 16.0 | 16.0 | 14.0 | 0.25 | 0.750 |
Hansweert boei OHMG _A | Benzo(k)fluorantheen in ug/kg natgewicht (vlees) in organisme (biota) | 2.0 | 2.2 | 1.7 | -0.23 | 0.350 |
Hansweert boei OHMG _A | Fluorantheen in ug/kg drooggewicht (vlees) in organisme (biota) | 88.0 | 120.0 | 64.0 | -8.50 | 0.250 |
Hansweert boei OHMG _A | Fluorantheen in ug/kg natgewicht (vlees) in organisme (biota) | 12.0 | 18.0 | 7.3 | -4.30 | 0.350 |
Vlissingen boei SSVH _A | Benzo(b)fluorantheen in ug/kg drooggewicht (vlees) in organisme (biota) | 44.0 | 54.0 | 38.0 | -0.50 | 0.370 |
Vlissingen boei SSVH _A | Benzo(k)fluorantheen in ug/kg drooggewicht (vlees) in organisme (biota) | 14.0 | 18.0 | 12.0 | 1.80 | 0.250 |
Vlissingen boei SSVH _A | Fluorantheen in ug/kg drooggewicht (vlees) in organisme (biota) | 77.0 | 96.0 | 62.0 | -9.00 | 0.250 |
6.3.3 Polychloorbifenylen (PCB’s)
Voor de sommatie van polychloorbifenylen (PCB’s) wordt een onderscheid gemaakt tussen de actieve en de passieve monitoring. Bij de actieve monitoring worden andere PCB’s gemeten dan bij de passieve monitoring, en bij de passieve monitoring wordt alleen bij locatie Knuitershoek voldoende analyse van PCB’s uitgevoerd dat een sommatie zinvol is.
De volgende polychloorbifenylen zijn regelmatig gemeten bij de actieve monitoring en worden gesommeerd weergegeven in ug/kg drooggewicht in organisme (biota):
- 2,2’,3,3’,4,4’,5-heptachloorbifenyl
- 2,2’,3,4’,5,5’,6-heptachloorbifenyl
- 2,2’,3,4,4’,5’-hexachloorbifenyl
- 2,2’,4,4’,5,5’-hexachloorbifenyl
- 2,2’,4,5,5’-pentachloorbifenyl
- 2,2’,5,5’-tetrachloorbifenyl
- 2,2’,5-trichloorbifenyl
- 2,3’,4,4’,5-pentachloorbifenyl
- 2,3,3’,4,4’-pentachloorbifenyl
- 2,4’,5-trichloorbifenyl
- 2,4,4’-trichloorbifenyl
De volgende polychloorbifenylen zijn regelmatig gemeten bij de passieve monitoring (Knuitershoek) en worden gesommeerd weergegeven in ug/kg Natgewicht in Organisme (biota):
- 2,2’,3,3’,4,4’,5,5’,6-nonachloorbifenyl
- 2,2’,3,3’,4,4’,5,5’-octachloorbifenyl
- 2,2’,3,3’,5,5’,6,6’-octachloorbifenyl
- 2,2’,3,4’,5’,6-hexachloorbifenyl
- 2,2’,3,4’,5,5’,6-heptachloorbifenyl
- 2,2’,3,4,4’,5,5’-heptachloorbifenyl
- 2,2’,3,4,4’,5-hexachloorbifenyl
- 2,2’,3,4,4’-pentachloorbifenyl
- 2,2’,3,4,5’-pentachloorbifenyl
- 2,2’,3,4,5,5’-hexachloorbifenyl
- 2,2’,3,5,5’,6-hexachloorbifenyl
- 2,2’,4,4’,5,5’-hexachloorbifenyl
- 2,2’,4,4’-tetrachloorbifenyl
- 2,2’,4,5’-tetrachloorbifenyl
- 2,2’,4,5,5’-pentachloorbifenyl
- 2,2’,5,5’-tetrachloorbifenyl
- 2,3’,4,4’,5-pentachloorbifenyl
- 2,3,3’,4’,6-pentachloorbifenyl
- 2,3,3’,4’-tetrachloorbifenyl
- 2,3,3’,4,4’,5-hexachloorbifenyl
- 2,3,3’,4,4’-pentachloorbifenyl
- 2,4’,5-trichloorbifenyl
- 2,4,4’-trichloorbifenyl
- Som PCB138 en PCB163
De hoeveelheden PCB’s nemen bij Hansweert boei OHMG en Vlissingen boei SSVH af in de tijd (Figuur 6.24). Daarnaast zijn de waarden bij het meer bovenstroomse station Hansweert boei OHMG groter dan bij Vlissingen boei SSVH. Bij de passieve monitoring (Knuitershoek) constateren we juist een stijging, zie Figuur 6.25, al heeft deze laatste trend een beperkte correlatie. De gesommeerde PCB waardes bij Knuitershoek zijn niet omgerekend van natgewicht naar droogewicht, aangezien er bij passieve monitoring gedeeltelijk andere PCB’s worden gesommeerd dan voor actieve monitoring. Een dergelijke omgerekende gesommeerde waarde zal dus niet leiden tot een mogelijke vergelijking tussen stations Hansweert boei OHMG en Vlissingen boei SSVH (actief gemeten) en Knuitershoek (passief gemeten).
6.3.4 Gebromeerde vlamvertragers (PBDE’s)
De gebromeerde vlamvertragers (polybroomdifenylethers, PBDE’s) zijn gemeten in mossel op de locatie Knuitershoek. Het betreft een passieve monitoring en de PBDE’s zijn hier eveneens als sommatie weergegeven. De volgende PBDE’s zijn gesommeerd in Figuur 6.26 en Tabel 6.16 in ug/kg Natgewicht (vlees) in organisme (biota):
- 2,2’,3,4,4’,5’,6-heptabroomdifenylether
- 2,2’,3,4,4’-pentabroomdifenylether
- 2,2’,4,4’,5,5’-hexabroomdifenylether
- 2,2’,4,4’,5-pentabroomdifenylether
- 2,2’,4,4’,6-pentabroomdifenylether
- 2,2’,4,4’-tetrabroomdifenylether
- 2,3’,4,4’-tetrabroomdifenylether
- 2,4,4’-tribroomdifenylether
Er is gemeten vanaf 2010. Er werden toen waarden gemeten van 9 \(\mu\)g/kg. Na een kleine daling in 2014 was de waarden van 2015 weer rond de 4 - 5 \(\mu\)g/kg (vergelijkbaar met de waarde in 2012 en 2013). In 2016 en 2017 is de waarde verder toegenomen tot boven de 5 \(\mu\)g/kg. In 2018 en 2019 is er echter weer een afname tot ongeveer 3 \(\mu\)g/kg gemeten. Over de hele periode is er een statisch significante afname.
x |
---|
Er zijn geen data gevonden voor somPBDE |
6.3.5 Organotinverbindingen
De organotinverbindingen (dibutyltin, difenyltin, monobutyltin, monofenyltin, trifenyltin, tributyltin) in mossel worden gesommeerd weergegeven. Bij de locaties Hansweert boei OHMG en Vlissingen boei SSVH (de actieve monitoring) wordt bij de metingen van difenyltin en monofenyltin regelmatig de detectiegrens bereikt. De sommatie van de waarden geeft hierdoor een hogere waarde dan in werkelijkheid (zie Tabel 6.17). Er is bij deze stations wel een duidelijke afnemende trend te zien, zie Figuur 6.27. Bij de locatie Knuitershoek (passieve monitoring; omgerekend van nat naar drooggewicht) is de waarde na 2015, na een uitschieter in 2014, weer gestabiliseerd rond 180 tot 200 \(\mu\)g/kg. Over de hele tijdserie van 2009 - nu is de afname significant.
Station | Mediaan | 90-perc | 10-perc | Trend | p |
---|---|---|---|---|---|
Hansweert boei OHMG _A | 395 | 843 | 92.1 | -60.4 | 0 |
Knuitershoek _P | 136 | 330 | 68.9 | -15.8 | 0 |
Vlissingen boei SSVH _A | 241 | 810 | 52.2 | -44.6 | 0 |
6.3.6 Organochloorbestrijdingsmiddelen
6.3.6.1 Hexachloorbenzeen
Voor hexachloorbenzeen (HCB) zien we bij Hansweert boei OHMG en Hoedekenskerke boei 4 en in mindere mate bij Vlissingen boei SSVH een daling van de hoeveelheden tot ca. 2010, daarna zien we een lichte stijging. Vooral bij Vlissingen boei SSVH zijn de metingen beïnvloed door de detectiegrens van de meetapparatuur, bij andere stations is dit voor enkele jaren ook zo. Over de gehele periode is er geen significante trend, behalve bij Hooge Platen. De Hooge Platen wordt pas sinds 2009 bemeten. Sindsdien is er een forse stijging waar te nemen (0,22 \(\mu\)g/kg), maar die is vooral beïnvloed door de meetwaarde van 2013. De ordegrootte van de waarden is voor de meeste stations vergelijkbaar, alleen Hoedekenskerke boei 4 (2013), Hooge Platen (2013) en Knuitershoek (2013 en 2015) laten enkele hogere waarden zien, zie Tabel 6.18 en Figuur 6.28. In 2016 was de waarde van Knuitershoek weer in de orde grootte van de waarde in 2014 en de waardes voor 2013 maar vervolgens is de concentratie in 2017 weer op het niveau van 2012 en 2015 en in 2018 en 2019 weer afgenomen naar eerdere lage waardes. Er is bij Knuitershoek dus een grote variatie te zien.
Station | Mediaan | 90-perc | 10-perc | Trend | p |
---|---|---|---|---|---|
Hansweert boei OHMG _A | 0.400 | 0.640 | 0.250 | -0.020 | 0.041 |
Hoedekenskerke boei 4 _P | 0.250 | 0.408 | 0.115 | 0.000 | 0.367 |
Hooge Platen _P | 0.266 | 0.435 | 0.097 | -0.022 | 0.833 |
Knuitershoek _P | 0.246 | 0.820 | 0.123 | 0.000 | 0.563 |
Vlissingen boei SSVH _A | 0.250 | 0.380 | 0.150 | 0.000 | 0.201 |
6.3.6.2 Hexachloorbutadieen
De metingen van hexachloorbutadieen (HxClbtDen) worden sinds 2011 gemeten bij Knuitershoek, Hansweert boei OHMG en Vlissingen boei SSVH. Vanaf 2015 wordt hexachloorbutadieen alleen nog Knuitershoek gemeten.
Bij de actieve monitoring zijn de meetwaarden echter niet groter dan de detectiegrens, zie Tabel 6.19. Bij Knuitershoek fluctueert de hoeveelheid HxClbtDen over de tijd zonder een duidelijk waargenomen trend (Figuur 6.29).
Station | Mediaan | 90-perc | 10-perc | Trend | p |
---|---|---|---|---|---|
Hansweert boei OHMG _A | 0.050 | 0.050 | 0.050 | 0.000 | NaN |
Knuitershoek _P | 0.123 | 0.328 | 0.053 | 0.007 | 0.093 |
Vlissingen boei SSVH _A | 0.050 | 0.050 | 0.050 | 0.000 | NaN |